Schuldenrem in Bremen: Hof onderhandelt over begrotingscrisis
Onderhandelingen voor de rechtbank van Bremen over de begrotingssituatie van Bremen: leningen, schuldenrem en klimaatcrisis in focus.

Schuldenrem in Bremen: Hof onderhandelt over begrotingscrisis
In Bremen wijzen de tekenen op een juridisch geschil. Op 10 september 2025 hoorde het Hooggerechtshof de controversiële leningen van de staat voor de jaren 2023 en 2024. De focus ligt op de vraag of Bremen heeft voldaan aan de gespecificeerde regels van de schuldenrem, die sinds 2020 van kracht is. Dit betekent dat het huishoudensbeheer in evenwicht moet worden gebracht zonder nieuwe leningen. Niettemin heeft Bremen de afgelopen jaren aanzienlijke leningen afgesloten, op basis van een vrijstelling. Dit veroorzaakte opschudding, vooral onder de Bremer CDU, die een rechtszaak aanspant tegen de begrotingsplannen van de deelstaatregering.
Het dispuut kreeg een bijzondere impuls door het verzoek van Bremen om 2,7 miljard euro extra in de begroting 2023. Argumenten waren onder meer de gevolgen van de coronacrisis, de gevolgen van de oorlog in Oekraïne en de energie- en klimaatcrisis. De Senaat van Bremen noemt een uitzonderlijke noodsituatie die deze maatregelen zou moeten rechtvaardigen. De CDU daarentegen beschouwt de klimaatcrisis niet als een dergelijke noodsituatie en heeft de wettigheid van het lenen in twijfel getrokken. Volgens artikel 131a van de staatsgrondwet van Bremen zijn nieuwe schulden alleen onder bepaalde voorwaarden toegestaan, en de CDU is van mening dat niet aan deze voorwaarden wordt voldaan Wijkkrant gemeld.
Procedure en mogelijke gevolgen
Het Hooggerechtshof zal op 23 oktober 2023 uitspraak doen, waarbij ook de vraag wordt gesteld of de uitzonderingen van toepassing kunnen zijn op voorzienbare crises. De rechtbank uitte deze twijfels tijdens de hoorzitting en oordeelde zelfs dat sommige resoluties in de begroting van maart 2023 onwettig waren. Een punt van kritiek was dat kredietautorisatie over meerdere jaren niet werd toegestaan, wat leidde tot een aanvullende begroting die Bremen uiteindelijk terzijde moest schuiven. Met name de redenen voor klimaatbescherming werden door de rechtbank kritisch in twijfel getrokken. Rechter Sperlich bracht zelfs het idee van een ‘wat dan ook’-regel naar voren: hoe langer een crisissituatie duurt, hoe gegronder de redenen voor verdere leningen moeten zijn.
De CDU uit Bremen uit ook nog een andere beschuldiging: begrotingsplannen moeten zo worden ontworpen dat oplossingen voor het begrotingsbeleid tijdig worden gevonden en uit reguliere middelen worden gefinancierd. Dit was ook te zien aan de taz uitlezen. De CDU benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor klimaatbescherming niet kan worden verlegd naar het aangaan van nieuwe schulden.
Context en vergelijkbare gevallen
De kwestie van het afremmen van schulden en de begrotingswetgeving is niet alleen een hot topic voor Bremen. Een duidelijk voorbeeld uit het recente verleden is de uitspraak van het Federale Constitutionele Hof in november 2023, waarin staat dat miljarden aan uitgaven in de aanvullende begroting als ongrondwettelijk werden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat de wetgever onvoldoende heeft uitgelegd in hoeverre een noodsituatie en de tegenmaatregelen daarvan voldoende met elkaar samenhangen. Dit versterkt de zorgen die de rechtbank van Bremen momenteel bespreekt. Ook in Bremen zou een soortgelijk argument kunnen leiden tot de ongeldigheid van de begrotingsplannen, al wil de staat wijzen op de specifieke uitdagingen die zijn ontstaan door rampen als de Covid-19-pandemie.
De komende weken zullen waarschijnlijk spannend blijven terwijl de inwoners van Bremen wachten op de beslissing van het staatsgerechtshof – en hoe de stad haar verantwoordelijkheid voor de toekomst kan waarmaken zonder de schuldenrem te overschrijden.